vrijdag 19 december 2008

Sores van de Upper East Side

Het drama rondom Madoff volg ik op de voet. Hoe kan één persoon zoveel vertrouwen hebben gewekt en tegelijkertijd zoveel mensen voor miljoenen hebben opgelicht? Een intrigerend verhaal waar ik maar niet genoeg van kan krijgen. Men raakt er hier dan ook niet over uitgepraat. Voor de rijke “Manhattanites” komt het bovendien allemaal wel erg dichtbij. Een psychotherapeut aan de Upper East Side meldde dat vrijwel al zijn cliënten wel iemand in hun kennissenkring hebben die veel geld heeft verloren aan de pyramidefraude van Madoff. Deze pyramide kon door de economische crisis niet anders dan in elkaar storten. Ik hoor mensen ach en wee roepen over die zielige golfvrienden van Madoff die nu misschien wel hun appartement aan Park Avenue zullen moeten verkopen! (en daarna verder in Palm Beach leven van de rente van de opbrengst, wat een ellende…) “De wereld is niet meer zoals een paar maanden geleden”, wordt verzucht.

Ergens diep in mijn hart heb ik er wel een bepaald soort lol in dat de “filthy rich” door de economische crisis plotseling met de billen bloot moeten en zich nu echt zorgen maken. En iemand als Madoff heeft nu met zijn imago van gematigde en betrouwbare investeerder zelfs het oude geld serieus aan het schrikken gemaakt. “Net goed dat je je appartement moet verkopen”, zegt een stemmetje in mijn achterhoofd. Een beetje hetzelfde gevoel dat veel “gewone” Amerikanen hebben bij het zien van Wall Street bankiers die van het ene op het andere moment met hun spullen op straat worden gezet of CEO’s die hun bonussen moeten inleveren.

Tegelijkertijd weet ik natuurlijk dat het zo niet werkt. Immers, de sjieke Upper East Siders (en zeker ook een flink aantal Upper West Siders) verkopen niet alleen hun appartement, ze korten ook de “doorman” op zijn bonus dit jaar, ontslaan de tweede nanny en korten de huishoudster op haar uren of haar salaris. De verbouwing van hun buitenhuis stellen ze tot onbepaalde tijd uit. En daarom zie je nu de doorman meer glimlachen dan ooit. Daarom zie je overal briefjes hangen met huishoudelijk personeel en nanny’s, op zoek naar werk en met een steeds lager salaris tevreden. En daarom zie je illegale, Mexicaanse dagloners op de hoek van de straat wachten op werk dat niet komt. Ze willen wel terug naar Mexico, maar hebben simpelweg geen geld voor de terugreis. Al deze mensen zijn natuurlijk de échte slachtoffers van de economische malaise.

Iedereen wordt getroffen door de economische crisis; de armen alleen in verhouding véél zwaarder. Toch is er hoop dat onder Obama de kloof tussen arm en rijk in dit land iets minder groot zal worden. Ik ben geen economisch of politiek licht, maar vroeger gebruikte ik het volgende plaatje altijd als hulpmiddel om de verschillende systemen te begrijpen:

Als je een race loopt en iedereen start op hetzelfde punt en de snelste renner wint en ontvangt goud, dan is dit kapitalisme.
Als degene met één been iets eerder mag starten, en vervolgens krijgt de snelste renner van de race goud, dan wordt er dus gecompenseerd voor bepaalde achterstanden en dit heet dan socialisme.
Tenslotte is onder het communisme besloten om de race simpelweg helemaal niet te lopen en iedereen dus hetzelfde start-en eindpunt te geven. (waarbij uiteraard een aantal scheidsrechters in de vorm van “partijleiders” er stiekem met het goud vandoor gaan)

Met deze zwaar gesimplificeerde versie in mijn achterhoofd bedacht ik me dat op dit moment de situatie in de VS zo is dat de renner met één been juist later moet beginnen in plaats van eerder, waarna de winnaar van de race goud krijgt. De superfitte renner krijgt in feite dus een voorsprong. De rijken laten hun kinderen naar de beste scholen gaan en die keten wordt al in gang gezet bij de peuterschool. Er zijn misschien wel objectieve criteria voor Harvard, maar feitelijk hebben de rijken veel meer kans om hun kind het juiste CV voor een universiteit als Harvard te bezorgen. Ik weet niet wat de juiste benaming is voor dit systeem, maar het lijkt me in ieder geval erg oneerlijk. Misschien komt daar wel mijn gegniffel over de sores van de Upper East Side vandaan.

dinsdag 16 december 2008

Geniaal of gewoon geluk gehad?

We vragen ons wel eens af hoe het komt dat onze buurman een fortuin heeft gemaakt in de aandelenhandel, terwijl wij zelf alleen nog maar hebben verloren op de beurs. Of waarom die vroegere schoolvriendin een beroemde zangeres is geworden en wij alleen in de douche uit volle borst kunnen zingen. Of hoe het komt dat bepaalde schrijvers de ene na de andere bestseller schrijven en anderen niet. De gangbare verklaring is dat die buurman of die schoolvriendin of die schrijver simpelweg geniaal, briljant of extreem getalenteerd is; het zijn uitblinkers en wij zijn dat niet. Succes is het resultaat van persoonlijke inzet en aangeboren aanleg; dat is de verklaring waar “gewone mensen” mee leren leven. We leren zelfs om te smullen van het klassieke “rags to riches” verhaal van sommige succesvolle mensen. Maar toch denkt iedereen ook wel eens: “Het is niet eerlijk…”

In zijn nieuwste boek “Uitblinkers” bevestigt de van oorsprong Canadese Malcolm Gladwell, zelf werkzaam bij de “New Yorker” en schrijver van de internationale bestsellers “Intuïtie” en “Het beslissende moment”, dit idee. Het ís ook niet eerlijk. Zo is Gladwell inderdaad een getalenteerde schrijver, maar misschien nog wel belangrijker is dat hij in een gezin opgroeide met een wiskundige als vader en een psychotherapeute als moeder (die hiernaast ook nog boeken schreef): misschien wel de ideale combinatie voor de ontwikkeling van zijn unieke manier van denken en schrijven. Zijn eerste boek “Het beslissende moment” kwam uit vlak voordat de Nasdaq op zijn hoogtepunt stond, het perfecte moment voor een dergelijk boek. Zijn persoonlijke aanleg en inzet hebben dus zeker een belangrijke rol gespeeld, maar minstens even belangrijk waren de omstandigheden van zijn leven, van zijn tijd, en de mogelijkheden die hij geboden kreeg.

De oorzaken van succes liggen vaak buiten onszelf
In “Uitblinkers” verdiept Gladwell de persoonlijke verhalen van succesvolle mensen door te kijken naar hun hun familie, hun cultuur, de hen geboden kansen. Op deze manier komt een vollediger beeld naar voren van de achtergronden van hun succes. Volgens Gladwell onderschatten we namelijk schromelijk de mate waarin succes kan worden verklaard door factoren die volledig buiten het individu liggen. Nu voelen we allemaal natuurlijk ergens wel dat het uitmaakt of je familie rijk was of arm, of een kind door de ouders in een bepaalde richting wordt gestimuleerd of niet, of de cultuur een bepaalde carrière waardeert of niet. Waar Gladwell de rol van ouders in de opvoeding of de kansen van kinderen op scholen benadrukt, spreekt hij een waar woord, maar kan niet bepaald worden gezegd dat zijn inzichten vernieuwend zijn. Interessant is echter dat hij verder gaat en nog meer arbitraire voordelen vindt die niets te maken hebben met persoonlijk talent. Ook het geboortejaar of de geboortemaand kunnen bijvoorbeeld bepalend zijn voor succes. Zo beschrijft hij hoe verreweg de meeste beroemde hockeyspelers in Canada en de Verenigde Staten geboren zijn in de maanden januari, februari en maart. Dit heeft niet te maken met het sterrenbeeld van deze sporters, maar met de datum waarop de selectie van kinderen in hockeyteams wordt afgebroken. Elk jaar worden bij het kinderhockey groepen samengesteld waarbij de afbreekdatum 1 januari is. Dit betekent dat de kinderen met een verjaardag vroeg in het jaar het grootst en het meest volwassen van de groep zullen zijn. Voor vier- of vijfjarige kinderen maakt dit een groot verschil, terwijl die verschillen later steeds kleiner worden. Het gevolg is dat in de selectie op jonge leeftijd de oudere kinderen een grotere kans zullen hebben om eruit te worden gepikt. Deze kinderen zullen dan ook eerder in hogere teams worden geplaatst, meer en beter worden gecoacht en meer worden aangemoedigd om een professionele hockeycarrière na te streven. Na vijftien jaar blijkt dit verschil alleen maar groter te zijn geworden. Het “cumulative advantage” wordt dit genoemd. Het verschil in leeftijd is verwaarloosbaar geworden, maar de hockeyspeler met het lichte voordeel op vijfjarige leeftijd is inmiddels véél beter geworden door alle aandacht en coaching. Vandaar al die steenbokken en watermannen in het tophockey. Een verjaardag in januari of februari is blijkbaar een concurrentievoordeel dat volledig buiten de hockeyspeler zelf ligt, maar een zeer belangrijke rol speelt.

Gladwell’s prettig geschreven boek staat vol van dergelijke opmerkelijke en interessante vondsten en inzichten van wetenschappers. Zo blijkt het geboortejaar 1953 precies goed te zijn om een software imperium à la Bill Gates op te zetten en blijken vrijwel alle succesvolle advocaten in New York min of meer dezelfde afkomst en familiegeschiedenis te hebben. Of blijkt dat, om werkelijk succesvol te zijn, het cruciaal is of iemand de mogelijkheid heeft gekregen om tenminste 10.000 uur te oefenen. Zelfs voor Mozart blijkt de “10.000 uur-regel” op te gaan: hij schreef zijn eerste, echt originele en volwassen opera pas op zijn 21e, toen hij inmiddels inderdaad de grens van 10.000 uur had gepasseerd.

Cultuur kan succes blokkeren
Hoewel “Uitblinkers” geen directe politieke boodschap bevat, hebben zijn conclusies wel degelijk politieke implicaties. Neem zijn ideeën over cultuur en succes. Hij legt uit hoe in culturen met veel respect voor autoriteit vliegmaatschappijen een hoger aantal ongelukken hebben. Doordat piloten en co-piloten niet durven in te gaan tegen de wensen van de gezagvoerder in het vliegtuig of de luchtverkeersleiding op de grond, hebben zich vliegrampen voorgedaan die anders voorkomen hadden kunnen worden. Eén vliegtuig stortte bijvoorbeeld neer doordat de Colombiaanse co-piloot geïntimideerd raakte door de botte manier van spreken van de New Yorkse luchtverkeersleiding op Kennedy Airport. In plaats van te gillen “Emergency, we are out of fuel”, mompelde hij dat hij dacht dat ze misschien wel te weinig benzine hadden. De New Yorkers vatten dit niet op als een noodsignaal en dit was de directe reden van de crash. Om deze zelfde reden besloot een Koreaanse vliegmaatschappij met een alarmerend aantal crashes al haar piloten niet alleen Engelse les te geven, maar hen ook te leren om zich uit te spreken. Oόk tegen hoger geplaatsten, iets dat in de Koreaanse cultuur niet bepaald gebruikelijk is. Het aantal ongelukken is hierdoor drastisch gedaald. Zonder dat Gladwell een bepaalde cultuur veroordeelt, laat hij zien dat een bepaalde culturele achtergrond soms succes kan blokkeren.

De meest algemene politieke boodschap ligt echter in zijn analyse van onze conceptualisering van succes zelf. Gladwell heeft zich geërgerd aan de manier waarop men zich in het bedrijfsleven op de borst klopte over de eigen prestaties. Die houding zag hij immers vaak genoeg tijdens zijn talloze lezingen voor bedrijven naar aanleiding van zijn eerste twee boeken. Gladwell hoopt met dit boek te bereiken dat we beter gaan begrijpen dat succes een groepsprestatie is en niet slechts een individuele prestatie. Over positieve discriminatie zegt hij in dit verband: “Je kan alleen bezwaar maken tegen positieve discriminatie als je gelooft in de mythe dat al het succes van mensen het resultaat is van hun eigen, individuele initiatief.” In die zin is positieve discriminatie “de manier van de maatschappij om meer mensen op kunstmatige wijze te voorzien van de voordelen die de geschiedenis en de cultuur aan sommige mensen hebben geboden.” Hij beschrijft een ideaalbeeld van een wereld waarin we “de gelukjes en arbitraire voordelen –de handige geboortedata en de gelukkige toevalligheden van de geschiedenis- die vandaag succes bepalen vervangen door een maatschappij die kansen biedt aan iedereen.” Dit maakt “Uitblinkers” tot een maatschappelijk relevant boek. Het lijkt erop dat, in de huidige tijd van economische crisis en hoop op een vernieuwend politiek bestel, Gladwell’s boek wederom precies op het juiste moment uitkomt.

Malcolm Gladwell – “Uitblinkers: het geheim van succes”
343 pagina’s, uitgeverij Contact