Ziekte is géén geschenk
BARBARA EHRENREICH CONTRA HET INFANTIELE DENKEN
Ontslag betekent geen uitdaging en borstkanker levert geen groeimoment op. Het is gewoon wat het is: een tegenslag. Het is tijd dat het doorgeschoten positieve denken wordt aangepakt. Met defensief pessimisme bijvoorbeeld. En soms een negatieve lunch.
BARBARA EHRENREICH (68) bloeit op als ze verontwaardigd is. En in de Verenigde Staten vindt ze gelukkig al decennialang genoeg om zich boos over te maken.
In 2001 brak ze door bij het grote publiek met de bestseller Nickel and Dimed, waarin ze haar undercoverpoging om in Amerika rond te komen van ongeschoolde minimumloonbanen beschrijft. Naar eigen zeggen beleefde ze het meeste plezier aan het schrijven van dit boek, al lukt het haar, zelfs met twee fulltime banen, niet om rond te komen en moet ze haar project staken in verband met haar gezondheid. Een heuse eye-opener voor veel Amerikanen die nu pas echt begrepen hoe moeilijk de ‘working poor’ het hebben in dit land. Al snel volgde haar tweede bestseller Bait and Switch (2005) met een verslag van een ander undercoveravontuur, ditmaal als hoog opgeleide professional op zoek naar een baan. Het door haar geschetste beeld van de hogere regionen van het hyperkapitalistische systeem blijkt nog treuriger dan de wereld van de werkende armen. Werd er onder de ongeschoolde werknemers nog gelachen om de managers en werkelijk naar elkaar omgekeken; in de ‘white-collar’-wereld wordt solidariteit ontmoedigd en gaat het allemaal om competitie en rivaliteit. Voor de werklozen onder hen komen daar nog eens de schaamte en het gevoel van persoonlijk falen bij, de constante boodschap dat het allemaal je eigen schuld is.
Deze ‘blame the victim’-thematiek werd een van de pijlers van Ehrenreichs nieuwste boek, waarin ze haar maatschappijkritiek nog een slag breder trekt. In Brightsided richt ze haar pijlen op het positieve denken, de ideologie die alle gelederen van de Amerikaanse samenleving inmiddels heeft doordrenkt en volgens haar fungeert als het nieuwe opium voor het volk. Het idee dat een individu alles kan bereiken als het maar positief genoeg denkt, ontneemt het zicht op grotere sociale, politieke en economische krachten achter armoede, werkloosheid en een gebrekkige gezondheidszorg. ‘Niet alles kan worden gerepareerd door een assertiviteitstraining.’
HET BEGINT ALLEMAAL met roze lintjes, het symbool van de borstkanker-bewustwordingsbeweging. Na haar diagnose met borstkanker gaat Ehrenreich op zoek naar informatie en steun in medische boeken, supportgroepen en op het internet. Ze belandt in een dwingende en infantiliserende roze wereld waar positief denken de absolute norm is en waar ze geacht wordt inspiratie te halen uit teksten als: ‘Als het leven citroenen uitdeelt, pers er dan een glimlach uit.’ Als ze op internet een oproep plaatst onder het kopje ‘angry’, waarin ze voorzichtig suggereert dat ze er moeite mee heeft om alles door een roze bril te bekijken, krijgt ze het goedbedoelde advies: ‘You gotta run, not walk to get counseling.’ Gevoelens van woede of angst zijn uit den boze. Sterker nog: negatieve gevoelens belemmeren het herstel, daar lijkt iedereen van overtuigd. Ehrenreich, zelf ooit gepromoveerd in de biologie, staat sceptisch tegenover dergelijke claims en gaat op zoek naar wetenschappelijk bewijs voor de weldadige effecten van positief denken op de genezing van kanker. Ze vindt geen enkele onderbouwing. Tegelijkertijd is het wel een enorme last voor patiënten om niet alleen te leren omgaan met hun ziekte, maar ook nog eens zelf verantwoordelijk te zijn voor hun genezing. ‘Als het niet lukt om positief te denken, kan dit op kankerpatiënten drukken als een tweede ziekte.’ Toch blijft het motto onder ‘survivors’ (want patiënten of slachtoffers mogen ze niet worden genoemd, véél te negatief) dat de ziekte moet worden gezien als een uitdaging, als een mogelijkheid om te groeien in het leven, of, zoals Lance Armstrong ooit heeft gezegd ‘als een geschenk’. Het maakt Ehrenreich furieus: ‘Ik kon mezelf er niet van overtuigen dat deze ziekte een soort verlossing zou zijn.’ In plaats daarvan maakt ze zich zorgen over hoe de roze borstkankergloed de aandacht afleidt van belangrijke vragen. ‘Waarom is borstkanker een epidemie, vooral in de westerse wereld? Waarom is er geen betere behandeling dan het simpelweg doden van alle cellen, inclusief de gezonde? Dáár zou de discussie over moeten gaan.’ In plaats daarvan signaleert Ehrenreich een verplicht opgewekte stemming in de ‘pinkwashed’ borstkankercultuur en een uitgebreid aanbod aan roze producten: vier verschillende soorten borstkankerbeertjes, gezellige borstkankerkaarsjes om je huis mee op te fleuren en een breed scala aan ultravrouwelijke kleding voorzien van roze lintjes. Kanker heeft Ehrenreich niet mooier, sterker, vrouwelijker of spiritueler gemaakt, maar het confronteerde haar wel met een ideologie waar in Amerika nog maar nauwelijks aan te ontsnappen is: de promotie van het positieve denken.
EHRENREICH ONTDEKT DAT het ‘blame the victim’-mechanisme niet alleen borstkankerpatiënten veroordeelt tot het uitbannen van verboden negatieve gedachten. Ze vertelt hoe ze tijdens haar book tour mensen vraagt of ze wel eens te horen hebben gekregen dat ze te negatief waren op hun werk. Telkens gaat ten minste een derde van de handen in de lucht. ‘Te negatief zijn betekent: vragen stellen, problemen opwerpen. Dat kunnen we niet hebben natuurlijk.’ In haar boek komt Eric Dezenhall, een gerenommeerd crisismanager die ooit onder Reagan werkte, aan het woord. Als hij gebeld wordt door bedrijven in nood moet hij het gesprek altijd beginnen met een lastige mededeling: ‘This crisis is not an opportunity.’ Amerikaanse managers zijn gehersenspoeld om te praten in termen als ‘challenge’ en ‘opportunity’. Het benoemen van problemen of obstakels wordt gezien als negatief en is daarom niet gewenst.
Door de impuls van het bedrijfsleven heeft positief denken sinds de jaren tachtig in de Verenigde Staten zo’n hoge vlucht genomen. Ehrenreich legt uit hoe in die tijd bedrijven consumenten werden van de industrie van het positieve denken. Bedrijven moesten productiever worden met minder mensen en dit kon alleen door talloze rondes van ontslagen. Een groot probleem voor managers, want hoe ga je om met al die wanhoop en angst? De markt van de sprekers, de posters en de zelfhulpboeken bood een goedkope oplossing.
Zo werd in die tijd het simpele zelfhulpboek Who Moved My Cheese? bijvoorbeeld een enorme hit. Het succes werd vooral veroorzaakt doordat het boek op grote schaal door bedrijven werd ingekocht en gedistribueerd aan (ex-)werknemers. In het boek werd hun op eenvoudige wijze uitgelegd dat het geen zin heeft om te zeuren over tegenvallers, zoals een ontslag, net zoals het geen zin heeft voor een muis om te lamenteren over kaas die plotseling is weggenomen. Een muis zeurt niet, maar gaat direct op zoek naar nieuwe kaas. De ontslagen werknemer wordt aangespoord om hetzelfde te doen. Dergelijke boeken hielpen bedrijven om mensen te ontslaan zonder op al te veel weerstand te stuiten en tegelijkertijd werden ze gebruikt om de achtergebleven werknemer te motiveren om nu het werk te doen dat eerst door twee of drie mensen werd gedaan. Ehrenreich: ‘Het is een geweldige vorm van sociale controle. Je vertelt iemand die net zijn baan is verloren, zijn bron van inkomsten, zijn ziektekostenverzekering: dit is helemaal niet erg. Je moet hier juist dankbaar voor zijn.’
De ineenstorting van de economie is volgens Ehrenreich mede veroorzaakt door hetzelfde misplaatste optimisme: ‘Dit is precies het juiste moment om erop te wijzen dat er consequenties verbonden zijn aan je kop in het zand steken.’ Ze laat zien hoe de CEO’s en CFO’s van de grote multinationals aan de vooravond van de financiële crisis in de ban zijn van verschillende vormen van positief denken en hun besluiten eerder baseren op ingevingen dan op rationele analyse. In plaats van geconcentreerde studies van bedrijfsresultaten te maken, gaan de captains of industry samen op een ‘shamanic healing journey’, bezoeken ze een boeddhistisch seminar of doen ze een oefening in ‘tribal story telling’. Amerikanen blijven, op aanraden van zelfhulpboeken als The Secret of televisiegoeroe Oprah Winfrey, zich richten op het vervolmaken van hun eigen leven en sluiten daartoe de ene doodlopende hypotheek na de andere af. Ehrenreich: ‘De economische crisis is een gigantische wake-up call. Voor mij is het zonneklaar dat de crisis en de ideologie van het positieve denken aan elkaar gerelateerd zijn.’ Het huidige politieke klimaat staat eindelijk iets meer open voor rationele analyse, daarvan is Ehrenreich overtuigd. Hoewel er, dat moet worden gezegd, niet veel voor nodig is om realistischer te zijn dan de regering van Bush, wiens adviseur Karl Rove zo’n hekel had aan de werkelijkheid dat hij journalisten er regelmatig van betichtte onderdeel uit te maken van de ‘realism-based community’.
HET POSITIEVE DENKEN kenmerkt zich door het idee dat een gedachte de werkelijkheid kan beïnvloeden. Door een bepaalde uitkomst te visualiseren, krijgt die vanzelf ook gestalte. Dit magische denken is de hoofdmoot van de seculiere zelfhulpindustrie, maar volgens Ehrenreich tevens de kernboodschap van de megakerken in de Verenigde Staten. Er is weliswaar een grote groep christenen die dit weerzinwekkend vindt, maar hele onderdelen van het evangelische christendom zijn niets meer dan positief denken met wat religieuze taal er doorheen gemixt. ‘Deze God wil dat je mooie dingen hebt, dat je rijk wordt. Wat heeft dit nog te maken met het verhaal van lijden en verlossing, waarom ik dacht dat het draaide in het christendom?’ vraagt Ehrenreich zich af.
Net zoals bedrijven in de jaren tachtig massaal zelfhulpboeken inkochten, zo begonnen de kerken zichzelf in die tijd te beschouwen als bedrijven. ‘De stoelen werden zachter, er werd meer muziek gedraaid, het werd allemaal wat comfortabeler. En die ene dag in de week dat je vrij bent en naar de kerk gaat wil je liever niet horen dat je een zondaar bent. Nee, je wil horen dat er allemaal leuke dingen gaan gebeuren.’ Hoewel er voor de meeste kerkgangers niets leuks gebeurde, bleven de megakerken hun aantrekkingskracht houden. ‘Als die leuke dingen op zich laten wachten, dan moet je misschien wat meer geduld hebben’, zegt Ehrenreich lachend, ‘want God is soms een beetje langzaam.’ Misschien moet je eens met de bank praten of je niet nog een hypotheek op je huis kunt krijgen om die nieuwe auto te kopen die je nu al zo lang hartstochtelijk aan het ‘visualiseren’ bent?
OPTIMISME WORDT meestal gezien als een typisch Amerikaanse eigenschap, een onderdeel van de Amerikaanse volksaard. Het gangbare idee over de achtergrond van dit Amerikaanse optimisme is dat het nieuw gevonden weidse land met immer optrekkende grenzen en eindeloze mogelijkheden zich simpelweg niet leende voor pessimisme. Maar Ehrenreich heeft een andere theorie. Volgens haar werden Amerikanen optimisten omdat ze eerst het omgekeerde hadden geprobeerd. Hoewel de huidige megakerken een aandeel hebben in de promotie van het positieve denken was de oorspronkelijke religie in Amerika van geheel andere aard. ‘Het calvinisme dat door de blanke kolonisten werd meegebracht zou kunnen worden beschreven als een systeem van sociaal opgelegde depressie’, schrijft Ehrenreich. ‘Er was weliswaar een hemel, maar daar was maar beperkt plaats en dan wel alleen voor degenen die daartoe bij geboorte waren voorbestemd. Het leven moest worden ingevuld met continu zelfonderzoek naar zondige gedachten. Genieten en plezier waren per definitie een zonde.’ Je zou er bijna depressief van worden.
Daarnaast stuitten de Amerikanen op de grenzen van de medische wetenschap. Ehrenreich beschrijft hoe dokters geen antwoord hadden op ziektes als melancholie of neurasthenia, een bepaalde zenuwziekte. De eerste vormen van ‘New Age’-genezing en positief denken daarentegen boekten wel degelijk succes bij de behandeling van dergelijke ziekten.
WAS HET positieve denken wellicht oorspronkelijk een welkom antwoord op al die verplichte somberheid, in onze tijd zijn we volgens Ehrenreich doorgeslagen en lijkt elke vorm van kritisch denken een ‘negatieve gedachte’ die zo snel mogelijk moet worden uitgebannen. Dat bedrijven hun werknemers op positieve ‘bonding’-uitjes sturen, God wil dat we rijk worden en ongekwalificeerde ‘life coaches’ het werk van psychotherapeuten hebben overgenomen is nog tot daar aan toe. Het meest verontrustend vindt Ehrenreich misschien nog wel dat ook in de academische wereld positief denken inmiddels is binnengedrongen. Zo trok op Harvard in 2006 de module ‘introductie tot de positieve psychologie’ 855 studenten en werd daarmee het populairste vak van de campus. Ehrenreich: ‘Ik dacht dat je aan een universiteit juist moest leren om kritisch te denken. Dat betekent ter discussie stellen, vragen opwerpen en niet blind optimisme.’ In Brightsided opent Ehrenreich de frontale aanval op de wetenschap van de positieve psychologie. In het bijzonder richt ze haar pijlen op een van de kopstukken van de academische positieve-psychologiebeweging: Martin Seligman, voorzitter van het Positive Psychology Center, ex-voorzitter van de American Psychology Association en schrijver van het boek Authentic Happiness. Het is duidelijk dat hij niet al te ‘positieve’ ervaringen heeft met Ehrenreich, want hij doet hartstochtelijk zijn best om een interview met haar te ontwijken. In een hilarische scène beschrijft ze hoe Seligman haar meeneemt naar een museum om Monets te bewonderen, terwijl zij een serieus gesprek met hem probeert te voeren. Bij de Monets mag ze geen pen gebruiken om aantekeningen te maken van het interview. ‘Het is waar, ik houd niet van de Monets, al was het maar omdat ze onderdeel zijn gaan uitmaken van middle-class notions of coziness, net zoals lavendel, scones en foto’s van baby’s en lammetjes. Maar ik haat ze niet genoeg om ze met mijn pen te lijf te gaan.’ Deze mislukte ontmoeting weerhoudt Ehrenreich er uiteraard niet van om vervolgens systematisch de ideeën van Seligman onderuit te halen. Ze gebruikt daarbij onder meer het werk van Barbara Held, een professor in de psychologie aan Bowdoin College en een uitgesproken criticus van Seligman en de positieve psychologie. Haar kritiek komt erop neer dat de positieve psychologie pretendeert om slechts objectief en wetenschappelijk te onderzoeken wat de gevolgen zijn van positief denken (op de gezondheid, of op maatschappelijk succes), maar tegelijkertijd deze zelfde positieve houding propageert als de enige juiste. Dit ‘optimistische vooroordeel’ zorgt ervoor dat realisme en objectiviteit bij voorbaat uit het raam worden gegooid.
BARBARA HELD schreef het boek Stop Smiling, Start Kvetching (2003) en maakt deel uit van een select groepje wetenschappers dat Ehrenreich tijdens het schrijven van haar boek bij elkaar bracht. Held bedacht de naam voor dit groepje: de ‘Negateers’, wetenschappers die kritisch staan tegenover de heersende consensus over positief denken. Ze komen eens in de zoveel tijd bij elkaar voor vrolijke ‘negative lunches’.
Ook Richard Sloan, professor in de psychologie aan Columbia, is een ‘Negateer’. Hij is van mening dat er weliswaar enig bewijs is voor de voordelen van een positieve houding, maar niet op de simpele manier die door coaches vaak wordt aangeraden. ‘Het is zo dat degenen die van nature meer optimistisch zijn een voordeel hebben ten opzichte van degenen die dat niet zijn, maar wie je bent kun je nu eenmaal niet zo makkelijk veranderen’, aldus Sloan.
AL DIE MENSEN die zichzelf niet zo makkelijk kunnen veranderen, kunnen hun hart ophalen bij Brightsided. Wat een opluchting: ontslag hoeft niet langer een uitdaging te zijn, ziekte geen geschenk, en verlies van een geliefde geen groeimoment. Het kan gewoon zijn wat het is: een tegenslag. Ehrenreich krijgt veel dankbetuigingen van lezers die blij zijn dat hun problemen niet onder de tafel worden geschoven of als een boemerang naar henzelf terug worden geleid. ‘Eindelijk iemand die het zegt’, is de reactie.
Ehrenreich haast zich echter wel om te vermelden dat negativiteit natuurlijk ook niet de oplossing is. Een gezonde dosis ‘defensive pessimism’ is haar recept. Denk maar eens aan autorijden: ‘Moet je positief zijn en aannemen dat niemand je af zal snijden, of ben je meer negatief ingesteld en klaar om te remmen?’ Hoewel geluk niet alleen de uitkomst is van externe factoren meent Ehrenreich dat dit niet betekent ‘dat we geluk dus kunnen vinden door een innerlijke reis om onze gedachten en gevoelens aan te passen. De gevaren die ons bedreigen zijn echt en kunnen alleen worden overwonnen door onze obsessie met onszelf af te werpen en in actie te komen in de wereld.’ Hier spreekt een rasoptimist die de hoop op verandering in de wereld nog lang niet heeft opgegeven.
maandag 26 april 2010
Ik ben werkloos. Bedankt! Groene Amsterdammer, maart 2010
DE ZELFHULPINDUSTRIE
Volgens de sociologe Micki McGee is de zelfhulpindustrie in Amerika niet het product van narcistische burgers, maar een symptoom van sociale problemen. Zolang iedereen zijn geluk zoekt in how to-boeken, verandert er niets.
Op tienjarige leeftijd las Micki McGee haar eerste zelfhulpboek. Haar vader, afkomstig uit een arme mijnwerkersfamilie in Pennsylvania, was via de opleidingsmogelijkheden van het leger opgeklommen tot de middenklasse, maar miste de noodzakelijke sociale vaardigheden om als verkoper van levensverzekeringen zijn gezin te kunnen onderhouden. In How to Win Friends and Influence People, de beroemde bestseller van Dale Carnegie, zocht hij naar clues voor het juiste verkooppraatje. Zijn dochter Micki was een vreemde eend in de bijt. 'Ik was erg slim, maar een vreemd kind. Misschien geen Asperger, maar zeker wel met bepaalde trekken.' Ze las het boek van haar vader en het was een eye-opener. 'Dus dát was het wat de kinderen in de speeltuin met elkaar deden. Het leek bijna een soort beschrijving van neurotypisch gedrag.'
Haar tweede 'zelfhulpboek' was het belangrijke sociologische werk van Emile Durkheim Suïcide. Toen haar broer in 1984 totaal onverwacht zelfmoord pleegde, bood dit boek McGee de troost en het begrip dat zo vaak door echte zelfhulpboeken wordt beloofd. 'Ik begreep dat mijn broers beslissing een klassieke vorm was van een egoïstische zelfmoord. Hij was geïsoleerd geraakt, niet meer verbonden met andere mensen en daarom was hij in staat om een dergelijke beslissing te nemen. Ik kon het plotseling zien in termen van de sociale omgeving en wat sociologen noemen sociale verbeelding: wat voor sociale visie creëert de context voor een dergelijke daad?'
Het sociologisch perspectief op de wereld is 'een van de vele perspectieven natuurlijk, maar wel eentje met een behoorlijk interessante gereedschapskist', aldus McGee. Het gaf haar, inmiddels als socioloog verbonden aan de Fordham Universiteit in New York, houvast en de Amerikaanse zelfhulpcultuur werd onderwerp van een van haar grote onderzoeksstudies. In 2005 verscheen haar boek Selfhelp Inc: Makeover Culture in American Life en nog steeds volgt ze de zelfhulpindustrie in de Verenigde Staten en schrijft erover op haar blog.
Gedurende McGee's leven is de zelfhulpindustrie explosief gegroeid: tussen 1972 en 2000 verdubbelde het aantal verkochte zelfhulpboeken in de Verenigde Staten, en dit aantal lijkt in het afgelopen decennium alleen nog maar verder te zijn gestegen. Inmiddels gaat het om een industrie van tenminste 2,48 miljard dollar per jaar, sommigen schatten zelfs acht miljard. The New York Times heeft een aparte categorie voor zelfhulpboeken in zijn bestsellerlijsten opgenomen, zodat de andere bestsellerlijsten niet worden vertroebeld door al het advies. Miljoenen Amerikanen wenden zich tot zelfhulp: ongeveer veertig procent van de Amerikanen heeft in zijn leven ten minste één zelfhulpboek gekocht. In Amerikaanse boekhandels zijn dikwijls aparte afdelingen ingeruimd voor zelfhulp, onderverdeeld in categorieën als business, financiën, huwelijk en ouderschap, alle uiteindelijk met als doel het vinden van geluk, of zoals zelfhulpgoeroe Oprah Winfrey het omschrijft: 'To live your best life.'
McGee las voor haar onderzoek honderden van deze boeken en gebruikte haar sociale verbeelding: wat voor soort samenleving maakt dat zoveel mensen het idee hebben dat ze zichzelf voortdurend moeten blijven verbeteren?
Ze concludeerde dat de sociaal-economische onzekerheid waarin Amerikanen sinds president Reagan moesten zien te overleven ervoor heeft gezorgd dat zij meer en meer hun toevlucht hebben genomen tot zelfhulp om zo te proberen hun concurrentiepositie te verbeteren. Salarissen van Amerikanen konden niet op tegen de toenemende kosten van wonen, onderwijs en gezondheidszorg. De groei van de zelfhulpindustrie valt samen met een steeds grotere sociaal-economische ongelijkheid in de samenleving. Werken aan jezelf, het leren maximaliseren van je eigen menselijk kapitaal werd steeds meer gezien als een vereiste voor professioneel en persoonlijk succes en cruciaal voor wie zijn hoofd boven water wilde houden. 'Het komt voort uit angst. En die angst wordt veroorzaakt door de neoliberale marktgedreven economie waarin we onszelf zien als van elkaar afgesneden individuen die met elkaar moeten concurreren om op hetzelfde niveau van overconsumptie te blijven.'
Niet dat zelfhulp echt helpt. Per slot van rekening heeft de werkloosheid in de VS inmiddels een recordhoogte bereikt en de radicale economische neergang van de afgelopen anderhalf jaar ondermijnt het idee dat werken aan jezelf je financiële positie kan verbeteren. De zelfhulpindustrie worstelt daarmee, maar zal waarschijnlijk simpelweg reageren met een nadruk op andere verhaallijnen. Al dat positieve denken, het 'mind over matter'-idee van bijvoorbeeld The Secret, heeft zijn geloofwaardigheid nu echt verloren en zal het volgens McGee niet redden in deze economische tijd. Ze heeft hier nog geen harde data over, maar verwacht dat de zelfhulpindustrie zich zal richten op het script van de 'troostprijs' van de eenvoud. Deze verhaallijn is niet nieuw, maar zal worden uitgebreid, omdat die beter past in de huidige samenleving. 'Het is als verschillende snaren van een instrument. Als de ene snaar niet resoneert neem je een andere.'
Lukt het niet om rijk en succesvol te worden, dan moet je misschien maar gelukkig worden van soberheid en een simpel leven. Mensen worden gedwongen tot karigheid en dus kun je beter een positieve draai geven aan het gebrek. 'Ondertussen horen we de verhalen van mensen die zichzelf en hun familie om het leven brengen, omdat ze hun baan of hun huis verliezen. Wat aantoont dat karigheid natuurlijk niet per definitie goed is.'
Het lijkt erop dat de zelfhulpindustrie vrijwel altijd de sociaal-maatschappelijke status-quo legitimeert, omdat ze zich richt op het verbeteren van het zelf en daardoor iedere vorm van politieke organisatie of verbondenheid met andere mensen blokkeert. 'Het maakt jouw probleem jouw eigen probleem en daardoor isoleert het mensen.'
Neem de verschillende druk bezochte twaalfstappen-groepen van de AA. Er zijn nu zelfs groepen voor 'Debtors Anonymous', mensen in problematische schuldsituaties. 'Daar zou ik een boek over willen schrijven!' roept McGee lachend uit. Doordat de problemen van deze 'verslaafden' worden gedefinieerd als een ziekte kan er niet over worden gesproken dat de lonen ten opzichte van de levenskosten van Amerikanen al jaren alleen maar dalen, dat mensen zijn aangespoord om talloze aankopen te doen met hun creditcard of uitzichtloze leningen of hypotheken aan te gaan. Door de medische definitie van de koopverslaving blijft de sociaal-maatschappelijke context volledig buiten beeld.
Volgens McGee is de zelfhulpindustrie niet het product van narcistische, door zichzelf geobsedeerde Amerikanen, zoals door anderen wel is beweerd, maar een symptoom van de sociale problemen van Amerikanen waarvoor geen enkele politieke of economische oplossing is gevonden. Politieke activisten zouden zelfhulp moeten zien als een signaal van onvrede. En daarop inspelen. 'Uiteindelijk zijn de feministische beweging, vakbonden, of de civil rights-beweging ook allemaal ontstaan uit groepen mensen die klagen, die met elkaar praten over hun problemen. Dat is beter dan een zelfhulpboek lezen en in je "dankbaarheiddagboek" schrijven hoe blij je bent dat je je baan bent verloren.'
Helaas ziet McGee nog maar weinig organisaties op deze manier ontstaan. Toch denkt ze dat het eraan komt. Ze zag het even in de internetorganisatie tijdens de politieke campagne voor Obama of via bewegingen als movement.org: 'Toen zag je een plek waar de verbondenheid via internet een bepaalde sociale cohesie genereerde. Al snel werd het daarna weer te massaal en daardoor verwatert het.' Ze ziet het ook in de manier waarop milieuorganisaties zich via internet organiseren, meestal gericht op een heel specifiek probleem in een bepaalde buurt.
In haar boek Selfhelp, Inc concludeert McGee dat angstige lezers van zelfhulpliteratuur moeten stoppen met nutteloze pogingen tot individuele zelfverbetering en zich in plaats daarvan moeten richten op het verbeteren van de sociaal-economische omgeving die heeft geleid tot de afzetmarkt voor deze literatuur. Maar, waarschuwt ze: 'Dit kan niet gebeuren door individuen die in isolement handelen. We hebben nieuwe modellen nodig voor het zelf en nieuwe sociale bewegingen.' Voor de aanzet naar deze nieuwe sociale bewegingen kan een nauwgezette studie van zelfhulpliteratuur activisten talloze inzichten geven in de problemen en onvrede van bepaalde groepen mensen, aldus McGee.
Voor een nieuwe visie op het zelf vindt McGee inspiratie in het beeld van de moeder, niet in de ouderwetse, sentimentele zin maar in meer metaforische zin. 'Ik wil dit niet biologisch maken, alsof alleen moeders dit kunnen begrijpen. Maar mijn idee van welzijn hangt voor een groot deel samen met het welzijn van mijn kind. Als het niet goed gaat met mijn kind, gaat het niet goed met mij.'
In de zelfhulpliteratuur komt het wel een enkele keer op, maar zorg voor het individuele, geïsoleerde zelf is toch vrijwel altijd de focus. Het idee van zorg voor anderen blijft grotendeels buiten beeld. McGee suggereert een model van het zelf als onderdeel van een stelsel van relaties waarin het bijdragen aan het welzijn van anderen gezien wordt als noodzakelijk voor het eigen welzijn. 'Dit is natuurlijk niet nieuw. Eerlijk gezegd komt het natuurlijk rechtstreeks uit het christendom: de zorg voor je naaste. Maar het is totaal verloren geraakt in onze cultuur.'
In de zelfhulpliteratuur voor vrouwen in het bijzonder is door middel van het begrip co-dependency in de jaren tachtig het idee ontstaan dat zorg voor jezelf altijd belangrijker is dan zorg voor anderen. In boeken als Women Who Love too Much van Robin Norwood werd vrouwen verteld hoe ze moesten stoppen met geven als ze niets terugkregen. Arlie Hochschild, de vooraanstaande sociologe en schrijfster van The Second Shift, noemde dit de 'balance sheet', de intrede van economische calculaties in het emotionele leven. Het was tot op zekere hoogte begrijpelijk, want de grens tussen de publieke en de private sfeer vervaagde. Vrouwen gingen massaal uit werken, maar kwamen na hun werk thuis voor de 'tweede shift': hun zorgtaken. Ze namen de concepten van de werkvloer mee naar huis. Maar daarmee werd gelegitimeerd dat je vooral voor jezelf moet zorgen, terwijl de wereld juist zo smacht naar zorg.
McGee vertelt dat ze op de televisie een interview zag van Oprah met een aantal Deense vrouwen. Het was een special over de gelukkigste landen ter wereld en Denemarken stond boven aan de lijst, en Amerika veel lager. De Deense vrouwen somden verschillende sociale voorzieningen op, maar gaven toe dat daar tegenover wel een relatief hoog belastingniveau stond. Oprah wist niet goed hoe te reageren en stamelde: 'Maar dat lijkt wel socialisme...' In de VS misschien wel het vieste woord dat er bestaat. De Deense vrouwen haalden hun schouders op: 'Ach Oprah, we weten niet of dat socialisme is. Wij zien het eigenlijk gewoon als beschaving.'
Misschien schat McGee de situatie in een aantal Europese landen een tikkeltje te rooskleurig in, maar haar punt is duidelijk: 'Het zorgtekort is het grote gebrek van de Amerikaanse samenleving.'
De blog van McGee: www.selfhelpinc.com
Volgens de sociologe Micki McGee is de zelfhulpindustrie in Amerika niet het product van narcistische burgers, maar een symptoom van sociale problemen. Zolang iedereen zijn geluk zoekt in how to-boeken, verandert er niets.
Op tienjarige leeftijd las Micki McGee haar eerste zelfhulpboek. Haar vader, afkomstig uit een arme mijnwerkersfamilie in Pennsylvania, was via de opleidingsmogelijkheden van het leger opgeklommen tot de middenklasse, maar miste de noodzakelijke sociale vaardigheden om als verkoper van levensverzekeringen zijn gezin te kunnen onderhouden. In How to Win Friends and Influence People, de beroemde bestseller van Dale Carnegie, zocht hij naar clues voor het juiste verkooppraatje. Zijn dochter Micki was een vreemde eend in de bijt. 'Ik was erg slim, maar een vreemd kind. Misschien geen Asperger, maar zeker wel met bepaalde trekken.' Ze las het boek van haar vader en het was een eye-opener. 'Dus dát was het wat de kinderen in de speeltuin met elkaar deden. Het leek bijna een soort beschrijving van neurotypisch gedrag.'
Haar tweede 'zelfhulpboek' was het belangrijke sociologische werk van Emile Durkheim Suïcide. Toen haar broer in 1984 totaal onverwacht zelfmoord pleegde, bood dit boek McGee de troost en het begrip dat zo vaak door echte zelfhulpboeken wordt beloofd. 'Ik begreep dat mijn broers beslissing een klassieke vorm was van een egoïstische zelfmoord. Hij was geïsoleerd geraakt, niet meer verbonden met andere mensen en daarom was hij in staat om een dergelijke beslissing te nemen. Ik kon het plotseling zien in termen van de sociale omgeving en wat sociologen noemen sociale verbeelding: wat voor sociale visie creëert de context voor een dergelijke daad?'
Het sociologisch perspectief op de wereld is 'een van de vele perspectieven natuurlijk, maar wel eentje met een behoorlijk interessante gereedschapskist', aldus McGee. Het gaf haar, inmiddels als socioloog verbonden aan de Fordham Universiteit in New York, houvast en de Amerikaanse zelfhulpcultuur werd onderwerp van een van haar grote onderzoeksstudies. In 2005 verscheen haar boek Selfhelp Inc: Makeover Culture in American Life en nog steeds volgt ze de zelfhulpindustrie in de Verenigde Staten en schrijft erover op haar blog.
Gedurende McGee's leven is de zelfhulpindustrie explosief gegroeid: tussen 1972 en 2000 verdubbelde het aantal verkochte zelfhulpboeken in de Verenigde Staten, en dit aantal lijkt in het afgelopen decennium alleen nog maar verder te zijn gestegen. Inmiddels gaat het om een industrie van tenminste 2,48 miljard dollar per jaar, sommigen schatten zelfs acht miljard. The New York Times heeft een aparte categorie voor zelfhulpboeken in zijn bestsellerlijsten opgenomen, zodat de andere bestsellerlijsten niet worden vertroebeld door al het advies. Miljoenen Amerikanen wenden zich tot zelfhulp: ongeveer veertig procent van de Amerikanen heeft in zijn leven ten minste één zelfhulpboek gekocht. In Amerikaanse boekhandels zijn dikwijls aparte afdelingen ingeruimd voor zelfhulp, onderverdeeld in categorieën als business, financiën, huwelijk en ouderschap, alle uiteindelijk met als doel het vinden van geluk, of zoals zelfhulpgoeroe Oprah Winfrey het omschrijft: 'To live your best life.'
McGee las voor haar onderzoek honderden van deze boeken en gebruikte haar sociale verbeelding: wat voor soort samenleving maakt dat zoveel mensen het idee hebben dat ze zichzelf voortdurend moeten blijven verbeteren?
Ze concludeerde dat de sociaal-economische onzekerheid waarin Amerikanen sinds president Reagan moesten zien te overleven ervoor heeft gezorgd dat zij meer en meer hun toevlucht hebben genomen tot zelfhulp om zo te proberen hun concurrentiepositie te verbeteren. Salarissen van Amerikanen konden niet op tegen de toenemende kosten van wonen, onderwijs en gezondheidszorg. De groei van de zelfhulpindustrie valt samen met een steeds grotere sociaal-economische ongelijkheid in de samenleving. Werken aan jezelf, het leren maximaliseren van je eigen menselijk kapitaal werd steeds meer gezien als een vereiste voor professioneel en persoonlijk succes en cruciaal voor wie zijn hoofd boven water wilde houden. 'Het komt voort uit angst. En die angst wordt veroorzaakt door de neoliberale marktgedreven economie waarin we onszelf zien als van elkaar afgesneden individuen die met elkaar moeten concurreren om op hetzelfde niveau van overconsumptie te blijven.'
Niet dat zelfhulp echt helpt. Per slot van rekening heeft de werkloosheid in de VS inmiddels een recordhoogte bereikt en de radicale economische neergang van de afgelopen anderhalf jaar ondermijnt het idee dat werken aan jezelf je financiële positie kan verbeteren. De zelfhulpindustrie worstelt daarmee, maar zal waarschijnlijk simpelweg reageren met een nadruk op andere verhaallijnen. Al dat positieve denken, het 'mind over matter'-idee van bijvoorbeeld The Secret, heeft zijn geloofwaardigheid nu echt verloren en zal het volgens McGee niet redden in deze economische tijd. Ze heeft hier nog geen harde data over, maar verwacht dat de zelfhulpindustrie zich zal richten op het script van de 'troostprijs' van de eenvoud. Deze verhaallijn is niet nieuw, maar zal worden uitgebreid, omdat die beter past in de huidige samenleving. 'Het is als verschillende snaren van een instrument. Als de ene snaar niet resoneert neem je een andere.'
Lukt het niet om rijk en succesvol te worden, dan moet je misschien maar gelukkig worden van soberheid en een simpel leven. Mensen worden gedwongen tot karigheid en dus kun je beter een positieve draai geven aan het gebrek. 'Ondertussen horen we de verhalen van mensen die zichzelf en hun familie om het leven brengen, omdat ze hun baan of hun huis verliezen. Wat aantoont dat karigheid natuurlijk niet per definitie goed is.'
Het lijkt erop dat de zelfhulpindustrie vrijwel altijd de sociaal-maatschappelijke status-quo legitimeert, omdat ze zich richt op het verbeteren van het zelf en daardoor iedere vorm van politieke organisatie of verbondenheid met andere mensen blokkeert. 'Het maakt jouw probleem jouw eigen probleem en daardoor isoleert het mensen.'
Neem de verschillende druk bezochte twaalfstappen-groepen van de AA. Er zijn nu zelfs groepen voor 'Debtors Anonymous', mensen in problematische schuldsituaties. 'Daar zou ik een boek over willen schrijven!' roept McGee lachend uit. Doordat de problemen van deze 'verslaafden' worden gedefinieerd als een ziekte kan er niet over worden gesproken dat de lonen ten opzichte van de levenskosten van Amerikanen al jaren alleen maar dalen, dat mensen zijn aangespoord om talloze aankopen te doen met hun creditcard of uitzichtloze leningen of hypotheken aan te gaan. Door de medische definitie van de koopverslaving blijft de sociaal-maatschappelijke context volledig buiten beeld.
Volgens McGee is de zelfhulpindustrie niet het product van narcistische, door zichzelf geobsedeerde Amerikanen, zoals door anderen wel is beweerd, maar een symptoom van de sociale problemen van Amerikanen waarvoor geen enkele politieke of economische oplossing is gevonden. Politieke activisten zouden zelfhulp moeten zien als een signaal van onvrede. En daarop inspelen. 'Uiteindelijk zijn de feministische beweging, vakbonden, of de civil rights-beweging ook allemaal ontstaan uit groepen mensen die klagen, die met elkaar praten over hun problemen. Dat is beter dan een zelfhulpboek lezen en in je "dankbaarheiddagboek" schrijven hoe blij je bent dat je je baan bent verloren.'
Helaas ziet McGee nog maar weinig organisaties op deze manier ontstaan. Toch denkt ze dat het eraan komt. Ze zag het even in de internetorganisatie tijdens de politieke campagne voor Obama of via bewegingen als movement.org: 'Toen zag je een plek waar de verbondenheid via internet een bepaalde sociale cohesie genereerde. Al snel werd het daarna weer te massaal en daardoor verwatert het.' Ze ziet het ook in de manier waarop milieuorganisaties zich via internet organiseren, meestal gericht op een heel specifiek probleem in een bepaalde buurt.
In haar boek Selfhelp, Inc concludeert McGee dat angstige lezers van zelfhulpliteratuur moeten stoppen met nutteloze pogingen tot individuele zelfverbetering en zich in plaats daarvan moeten richten op het verbeteren van de sociaal-economische omgeving die heeft geleid tot de afzetmarkt voor deze literatuur. Maar, waarschuwt ze: 'Dit kan niet gebeuren door individuen die in isolement handelen. We hebben nieuwe modellen nodig voor het zelf en nieuwe sociale bewegingen.' Voor de aanzet naar deze nieuwe sociale bewegingen kan een nauwgezette studie van zelfhulpliteratuur activisten talloze inzichten geven in de problemen en onvrede van bepaalde groepen mensen, aldus McGee.
Voor een nieuwe visie op het zelf vindt McGee inspiratie in het beeld van de moeder, niet in de ouderwetse, sentimentele zin maar in meer metaforische zin. 'Ik wil dit niet biologisch maken, alsof alleen moeders dit kunnen begrijpen. Maar mijn idee van welzijn hangt voor een groot deel samen met het welzijn van mijn kind. Als het niet goed gaat met mijn kind, gaat het niet goed met mij.'
In de zelfhulpliteratuur komt het wel een enkele keer op, maar zorg voor het individuele, geïsoleerde zelf is toch vrijwel altijd de focus. Het idee van zorg voor anderen blijft grotendeels buiten beeld. McGee suggereert een model van het zelf als onderdeel van een stelsel van relaties waarin het bijdragen aan het welzijn van anderen gezien wordt als noodzakelijk voor het eigen welzijn. 'Dit is natuurlijk niet nieuw. Eerlijk gezegd komt het natuurlijk rechtstreeks uit het christendom: de zorg voor je naaste. Maar het is totaal verloren geraakt in onze cultuur.'
In de zelfhulpliteratuur voor vrouwen in het bijzonder is door middel van het begrip co-dependency in de jaren tachtig het idee ontstaan dat zorg voor jezelf altijd belangrijker is dan zorg voor anderen. In boeken als Women Who Love too Much van Robin Norwood werd vrouwen verteld hoe ze moesten stoppen met geven als ze niets terugkregen. Arlie Hochschild, de vooraanstaande sociologe en schrijfster van The Second Shift, noemde dit de 'balance sheet', de intrede van economische calculaties in het emotionele leven. Het was tot op zekere hoogte begrijpelijk, want de grens tussen de publieke en de private sfeer vervaagde. Vrouwen gingen massaal uit werken, maar kwamen na hun werk thuis voor de 'tweede shift': hun zorgtaken. Ze namen de concepten van de werkvloer mee naar huis. Maar daarmee werd gelegitimeerd dat je vooral voor jezelf moet zorgen, terwijl de wereld juist zo smacht naar zorg.
McGee vertelt dat ze op de televisie een interview zag van Oprah met een aantal Deense vrouwen. Het was een special over de gelukkigste landen ter wereld en Denemarken stond boven aan de lijst, en Amerika veel lager. De Deense vrouwen somden verschillende sociale voorzieningen op, maar gaven toe dat daar tegenover wel een relatief hoog belastingniveau stond. Oprah wist niet goed hoe te reageren en stamelde: 'Maar dat lijkt wel socialisme...' In de VS misschien wel het vieste woord dat er bestaat. De Deense vrouwen haalden hun schouders op: 'Ach Oprah, we weten niet of dat socialisme is. Wij zien het eigenlijk gewoon als beschaving.'
Misschien schat McGee de situatie in een aantal Europese landen een tikkeltje te rooskleurig in, maar haar punt is duidelijk: 'Het zorgtekort is het grote gebrek van de Amerikaanse samenleving.'
De blog van McGee: www.selfhelpinc.com
Living in the moment
Brigitte Kaandorp had ooit een hilarische act over hoe vermoeiend alles eigenlijk was in het leven. Eerst verzuchtte ze wat een gedoe het eigenlijk was om helemaal naar het theater te komen. Het zou toch fijn zijn als je met je handen zou klappen en zoef, in een keer zou je bij het theater zijn. Of nog makkelijker: je zou de garderobe ook overslaan. Een keer klappen en zoef, je zou in je stoel zitten. Of wacht even: als je gewoon zou klappen en hopla, in een keer zou je alweer thuis zijn en zou je de hele show al hebben gezien. Zo gaat ze maar door en langzaam werkt ze toe naar de onvermijdelijke climax: wat helemáááááááál makkelijk zou zijn is als je gewoon een keer zou klappen en knip, je bent dood. Je hele leven is voorbij.
In haar act laat Kaandorp zien hoe we vaak bezig zijn met de toekomst. We zien tegen van alles op en anticiperen op de situatie later. “Als ik nou maar eenmaal wat meer geld verdien, dan ga ik mijn huis opknappen en nieuwe meubels kopen. Dan houd ik alles echt netjes en ga ik ook meer mensen uitnodigen en een heel leuk leven hebben. Dan, ja dan word ik echt gelukkig.” Of : “Als het eindelijk eens wat minder druk is op mijn werk, dan ga ik echt stoppen met roken. En daarbij heel veel sporten, zodat ik er niet dik van word. En dan kook ik alle recepten uit dat mooie kookboek dat hier nu al meer dan een jaar onaangeroerd ligt. Ja, dan word ik echt gelukkig.”
Veel zelfhulpboeken geven gerichte adviezen voor een betere toekomst die allemaal eenzelfde soort goede voornemens inhouden. Maar natuurlijk volgen we die adviezen, of ze nou van onze vrienden, onze zelfhulpgoeroe’s of onszelf komen, meestal niet op. Goede voornemens zijn in de regel in februari al verwaterd en het lentedieet is in de zomer alweer aan de wilgen gehangen. En zo verandert er dus weinig. Wat vaak niet erg is, maar wel jammer als je nog steeds graag gelukkiger zou willen worden.
In veel zelfhulp van de laatste jaren, vooral die van oosterse soort, wordt gehamerd op het oefenen van “in het moment leven” als de weg naar geluk. Niet in het verleden, niet in de toekomst, maar in het hier en nu moeten we leven. Verschillende vormen van hier in New York extreem populaire yoga richten zich op het bewustzijn van het lichaam en de geest en op “presence”, de aanwezigheid. De laatste jaren is mindfulness, een van oorsprong boeddhistisch begrip dat zich eveneens richt op presence, enorm populair als methode voor stresshantering en zelfs als behandeling voor depressie en angstigheid. In de kern komt het erop neer dat je probeert minder met je hoofd problemen op te lossen en je meer bewust probeert te zijn van hoe dingen aanvoelen. Zo kun je bijvoorbeeld mindful eten door bij elke hap stil te staan bij de smaak, de vorm en de textuur van hetgeen je in je mond stopt. Je bent dan bewust aan het eten in plaats van dat je een bord pasta wegwerkt terwijl je tegelijkertijd in gedachten bezig bent met het boodschappenlijstje voor morgen. Je hoeft je gedachten niet stop te zetten; dat kan immers niet. Er zijn altijd gedachten. Maar je moet je bewust zijn van je gedachten en ze voorbij laten zweven zonder je eraan vast te houden. Het zijn “maar” gedachten. Je kunt er afstand van nemen. Depressie kenmerkt zich vaak onder andere door “malen”, nutteloos gepieker over van alles en nog wat en daarna weer gepieker over dat nutteloze gepieker etc etc. Mindfulness kan dat doorbreken. Verschillende onderzoeken laten positieve resulaten zien: mensen worden blijkbaar echt gelukkiger van mindfulness.
Sporten is een van de manieren om deze aanwezigheid in het hier en nu te bereiken. Tijdens mijn kickboxles moet ik me bijvoorbeeld enorm inspannen om alle kicks en punches op de juiste beat van de muziek uit te voeren en dat biedt maar weinig ruimte voor denken aan boodschappenlijstjes, dieetvoornemens of de zin van het leven. Nog moeilijker maar misschien wel nog leerzamer is meditatie, omdat je daar niet wordt afgeleid door de adrenaline en het bijhouden van een choregrafie, maar je juist moet proberen om aanwezig te zijn zonder die afleiding. De maalstroom van gedachten komt dan eerder op gang, maar je leert om die te beschouwen in plaats van erdoor te worden meegesleurd.
Persoonlijk ben ik er nog helemaal niet goed in, in mindfulness. (dit stukje schrijven is bijvoorbeeld helemaal geen goede oefening in mindfulness!) Een vriendin nam me mee naar een yogi uit India die haar yogasessies hoofdzakelijk heeft gebaseerd op deze presence. De klas zat bomvol: ze was extreem populair hier aan de Upper East Side. Tijdens de les probeerde ik mijn gedachten voorbij te zien gaan, maar ik merkte hoe moeilijk dat is. Hoe gehecht ik ben aan mijn gedachten. Wat blijft er nog over als mijn gedachten even weg zijn? Een soort dier dat zintuigen gebruikt voor waarnemingen en primair reageert op comfort of dreiging. Voor mijn mede yogaleerlingen is dat dier met die zintuigen overigens met name gericht op comfort. “Wees je bewust van de warmte om je heen. Van de aangename geur.” Ja, makkelijk praten als je voor de zoveelste keer in de spa ligt voor een massage. Maar voor iedereen geldt natuurlijk dat het gevoel van de zon die schijnt op je blote armen prettig kan zijn en dat we daar maar weinig bij stilstaan. Dat we graag onderdeel zijn van een groter geheel, maar dat we soms opgesloten zijn in ons eigen hoofd. Ik heb begrepen dat geluksgevoelens in de hersens heel ergens anders worden geregeld dan analyse en diep nadenken. Als we ongelukkig zijn, is onze eerste reactie: nadenken, probleem oplossen! Maar gelukkig worden we daar niet van. We worden niet gelukkig, omdat we hebben bedacht dat we toch eigenlijk wel "gelukkig zouden moeten zijn met wat we hebben". Of van: "die arme kinderen en vrouwen in Congo hebben het zoveel miljoen keer erger dan wij." Zo werkt het niet. Gelukkig zijn is eerder een beetje dommig, iets dierlijks. Domweg gelukkig in de Dapperstraat. Het overkomt je zomaar op een moment, je loopt er zomaar tegenaan. En om die kans te vergroten, moet je jezelf dus in een soort dommige staat brengen. Ok, een mindful state, dat klinkt iets belangrijker.
A human being is a part of a whole..but he experiences himself, his thoughts and feelings as something separated from the rest. This delusion is a kind of prison for us, restricting us to our personal desires and to affection for a few persons nearest to us. Our task must be to free ourselves from those prisons by widening our circle of compassion to embrace all living creatures and the whole of nature in its beauty
Is hier een yogi aan het woord? Nee, dit waren de woorden van genie Albert Einstein. Waarschijnlijk helpt mindfulness ons om die connectie te maken met de wereld om ons heen, om ons onderdeel te voelen van een groter geheel. Veel mensen hoeven hier misschien niet voor te oefenen, die leven vanzelf al in het moment. Maar mensen zoals ik, die gevoelig zijn voor piekeren, kunnen leren van mindfulness en er misschien zelfs wel gelukkiger van worden. Voor veel neurotische New Yorkers is de mindfulness van yoga een oase van presence in een hectische wereld van planning, status en stress.
Zo wordt de reis naar het theater voor de show van Brigitte Kaandorp misschien zelfs wel leuk als je opeens ziet dat de zon net onder is gegaan en de lucht mooi roze is. Misschien zie je wel een heel liefs schaap. Of een koe. Of misschien staat in de garderobe wel een heel aandoenlijk oud vrouwtje dat je spontaan kunt aanbieden te helpen met haar jas. En als het helemaal meezit, geniet je van de show van Brigitte Kaandorp en door te lachen om haar acts ben je heel even los van je gedachten en verbonden met de wereld om je heen: helemaal "in the moment".
In haar act laat Kaandorp zien hoe we vaak bezig zijn met de toekomst. We zien tegen van alles op en anticiperen op de situatie later. “Als ik nou maar eenmaal wat meer geld verdien, dan ga ik mijn huis opknappen en nieuwe meubels kopen. Dan houd ik alles echt netjes en ga ik ook meer mensen uitnodigen en een heel leuk leven hebben. Dan, ja dan word ik echt gelukkig.” Of : “Als het eindelijk eens wat minder druk is op mijn werk, dan ga ik echt stoppen met roken. En daarbij heel veel sporten, zodat ik er niet dik van word. En dan kook ik alle recepten uit dat mooie kookboek dat hier nu al meer dan een jaar onaangeroerd ligt. Ja, dan word ik echt gelukkig.”
Veel zelfhulpboeken geven gerichte adviezen voor een betere toekomst die allemaal eenzelfde soort goede voornemens inhouden. Maar natuurlijk volgen we die adviezen, of ze nou van onze vrienden, onze zelfhulpgoeroe’s of onszelf komen, meestal niet op. Goede voornemens zijn in de regel in februari al verwaterd en het lentedieet is in de zomer alweer aan de wilgen gehangen. En zo verandert er dus weinig. Wat vaak niet erg is, maar wel jammer als je nog steeds graag gelukkiger zou willen worden.
In veel zelfhulp van de laatste jaren, vooral die van oosterse soort, wordt gehamerd op het oefenen van “in het moment leven” als de weg naar geluk. Niet in het verleden, niet in de toekomst, maar in het hier en nu moeten we leven. Verschillende vormen van hier in New York extreem populaire yoga richten zich op het bewustzijn van het lichaam en de geest en op “presence”, de aanwezigheid. De laatste jaren is mindfulness, een van oorsprong boeddhistisch begrip dat zich eveneens richt op presence, enorm populair als methode voor stresshantering en zelfs als behandeling voor depressie en angstigheid. In de kern komt het erop neer dat je probeert minder met je hoofd problemen op te lossen en je meer bewust probeert te zijn van hoe dingen aanvoelen. Zo kun je bijvoorbeeld mindful eten door bij elke hap stil te staan bij de smaak, de vorm en de textuur van hetgeen je in je mond stopt. Je bent dan bewust aan het eten in plaats van dat je een bord pasta wegwerkt terwijl je tegelijkertijd in gedachten bezig bent met het boodschappenlijstje voor morgen. Je hoeft je gedachten niet stop te zetten; dat kan immers niet. Er zijn altijd gedachten. Maar je moet je bewust zijn van je gedachten en ze voorbij laten zweven zonder je eraan vast te houden. Het zijn “maar” gedachten. Je kunt er afstand van nemen. Depressie kenmerkt zich vaak onder andere door “malen”, nutteloos gepieker over van alles en nog wat en daarna weer gepieker over dat nutteloze gepieker etc etc. Mindfulness kan dat doorbreken. Verschillende onderzoeken laten positieve resulaten zien: mensen worden blijkbaar echt gelukkiger van mindfulness.
Sporten is een van de manieren om deze aanwezigheid in het hier en nu te bereiken. Tijdens mijn kickboxles moet ik me bijvoorbeeld enorm inspannen om alle kicks en punches op de juiste beat van de muziek uit te voeren en dat biedt maar weinig ruimte voor denken aan boodschappenlijstjes, dieetvoornemens of de zin van het leven. Nog moeilijker maar misschien wel nog leerzamer is meditatie, omdat je daar niet wordt afgeleid door de adrenaline en het bijhouden van een choregrafie, maar je juist moet proberen om aanwezig te zijn zonder die afleiding. De maalstroom van gedachten komt dan eerder op gang, maar je leert om die te beschouwen in plaats van erdoor te worden meegesleurd.
Persoonlijk ben ik er nog helemaal niet goed in, in mindfulness. (dit stukje schrijven is bijvoorbeeld helemaal geen goede oefening in mindfulness!) Een vriendin nam me mee naar een yogi uit India die haar yogasessies hoofdzakelijk heeft gebaseerd op deze presence. De klas zat bomvol: ze was extreem populair hier aan de Upper East Side. Tijdens de les probeerde ik mijn gedachten voorbij te zien gaan, maar ik merkte hoe moeilijk dat is. Hoe gehecht ik ben aan mijn gedachten. Wat blijft er nog over als mijn gedachten even weg zijn? Een soort dier dat zintuigen gebruikt voor waarnemingen en primair reageert op comfort of dreiging. Voor mijn mede yogaleerlingen is dat dier met die zintuigen overigens met name gericht op comfort. “Wees je bewust van de warmte om je heen. Van de aangename geur.” Ja, makkelijk praten als je voor de zoveelste keer in de spa ligt voor een massage. Maar voor iedereen geldt natuurlijk dat het gevoel van de zon die schijnt op je blote armen prettig kan zijn en dat we daar maar weinig bij stilstaan. Dat we graag onderdeel zijn van een groter geheel, maar dat we soms opgesloten zijn in ons eigen hoofd. Ik heb begrepen dat geluksgevoelens in de hersens heel ergens anders worden geregeld dan analyse en diep nadenken. Als we ongelukkig zijn, is onze eerste reactie: nadenken, probleem oplossen! Maar gelukkig worden we daar niet van. We worden niet gelukkig, omdat we hebben bedacht dat we toch eigenlijk wel "gelukkig zouden moeten zijn met wat we hebben". Of van: "die arme kinderen en vrouwen in Congo hebben het zoveel miljoen keer erger dan wij." Zo werkt het niet. Gelukkig zijn is eerder een beetje dommig, iets dierlijks. Domweg gelukkig in de Dapperstraat. Het overkomt je zomaar op een moment, je loopt er zomaar tegenaan. En om die kans te vergroten, moet je jezelf dus in een soort dommige staat brengen. Ok, een mindful state, dat klinkt iets belangrijker.
A human being is a part of a whole..but he experiences himself, his thoughts and feelings as something separated from the rest. This delusion is a kind of prison for us, restricting us to our personal desires and to affection for a few persons nearest to us. Our task must be to free ourselves from those prisons by widening our circle of compassion to embrace all living creatures and the whole of nature in its beauty
Is hier een yogi aan het woord? Nee, dit waren de woorden van genie Albert Einstein. Waarschijnlijk helpt mindfulness ons om die connectie te maken met de wereld om ons heen, om ons onderdeel te voelen van een groter geheel. Veel mensen hoeven hier misschien niet voor te oefenen, die leven vanzelf al in het moment. Maar mensen zoals ik, die gevoelig zijn voor piekeren, kunnen leren van mindfulness en er misschien zelfs wel gelukkiger van worden. Voor veel neurotische New Yorkers is de mindfulness van yoga een oase van presence in een hectische wereld van planning, status en stress.
Zo wordt de reis naar het theater voor de show van Brigitte Kaandorp misschien zelfs wel leuk als je opeens ziet dat de zon net onder is gegaan en de lucht mooi roze is. Misschien zie je wel een heel liefs schaap. Of een koe. Of misschien staat in de garderobe wel een heel aandoenlijk oud vrouwtje dat je spontaan kunt aanbieden te helpen met haar jas. En als het helemaal meezit, geniet je van de show van Brigitte Kaandorp en door te lachen om haar acts ben je heel even los van je gedachten en verbonden met de wereld om je heen: helemaal "in the moment".
Abonneren op:
Posts (Atom)